Geldt voor (1,2): |
doelgroep: volwassenen indicatiegebied: verschillende atrium of ventriculaire arythmieën |
|
Monstermateriaal (2): |
Stolbloed (bepaling in serum) |
|
Afnametijdstip (3): |
dalspiegel |
|
Bewaarcondities |
-20˚C 6 maanden houdbaar, 2-8˚C 1 week houdbaar |
|
Inzending: |
Klinisch Farmaceutisch Laboratorium / Klinisch Chemisch Laboratorium |
|
Interpretatie (3-9): |
therapeutische concentraties: |
Disopyramide 2-4 (5) mg/l |
toxische concentraties: |
> 7 mg/l |
Disopyramide is een klasse IA anti-arrythmicum en wordt toegepast bij atrium of ventriculaire tachycardieën of arythmieën.
Oraal: 200-1200 mg per dag in 4 giften, of 250-750 mg per dag in 2 giften (gereguleerde afgifte).
-
dalspiegel, afname voor toediening
De therapeutische plasmaconcentratie bedraagt 2-4 (evt 5) mg/l. In diverse literatuurbronnen wordt onderscheid gemaakt voor spiegelconcentraties 2.8-3.2 mg/l voor atriumfibrilleren en tot 7.5 mg/L bij ventriculaire aritmieën (3,6). Echter bij hogere spiegels, > 7 mg/l, is de kans op bijwerkingen groter en kan toxiciteit optreden (8).
Toxische concentratie (disopyramide + nordisopyramide): > 7 mg/l.
Symptomen beginnen meestal binnen 1-2 uur na inname en zijn dosisgerelateerd. Anticholinerge effecten, zoals bradycardie, mydriasis en urineretentie. Verder braken, hartfalen, 1e graad AV-block, ritmestoornissen, hypotensie, metabole acidose, apneu, hypoglykemie en coma.
Behandeling: maagspoelen overwegen afhankelijk van tijdstip van inname. Actieve kool toedienen, bij preparaten met vertraagde afgifte herhalen à 6 uur. Cardiale monitoring (ECG), monitoring van serum kalium, glucose, nierfunctie en symptomatisch behandelen.
Disopyramide is een klasse IA-anti-arrhythmicum. Het heeft een matige anticholinerge werking en een negatief-inotroop effect.
Het vermindert de geleidingssnelheid en verlengt de refractaire periode van de atria en de ventrikels, het vermindert de ectopische impulsvorming in de atria en de ventrikels en het vermindert de geleiding door accessoire banen.
Het heeft weinig invloed op de geleidingssnelheid en de refractaire periode van de AV-knoop en het His-Purkinje-systeem.
Bij supraventriculaire aritmieën is het minder effectief dan bij de ventriculaire aritmieën.
Disopyramide versterkt het aritmogene effect van hyperkaliëmie, waardoor een matige hyperkaliëmie levensbedreigend kan worden.
Hypokaliëmie vermindert de werking van disopyramide.
Na orale toediening wordt het voor 80-100% geabsorbeerd, maar vanwege het 'first pass'-effect bedraagt de biologische beschikbaarheid 46-86%.
De plasma-eiwitbinding bedraagt bij therapeutische plasmaconcentraties 50-90%.
Disopyramide volgt, ook in therapeutische concentraties, niet lineaire concentratie afhankelijke kinetiek en eiwitbinding. De plasma-eiwitbinding is dosisafhankelijk en vermindert bij toenemende plasmaconcentratie. Hierdoor kan een verandering in totale concentratie een grotere verandering in farmacologisch effectieve vrije concentratie veroorzaken. Dit kan met name optreden bij patienten met nierfunctiestoornissen. Disopyramide wordt in de lever gemetaboliseerd door CYP3A4, voornamelijk tot de N-desalkylmetaboliet, mono-N-desisopropyldisopyramide (MND). Deze metaboliet bezit ca 50% van het anti-aritmisch effect van disopyramide maar het heeft een groter anticholinerg effect dan disopyramide zelf, nl een factor 20 hoger. MND vertoont ook niet lineaire concentratie afhankelijke eiwitbinding en het cumuleert bij nierfunctiestoornissen. Door de sterkere anticholinerge effecten van MND wordt geadviseerd naast disopyramide ook altijd MND te meten. Bij patienten met nierfunctiestoornissen wordt tevens geadviseerd de vrije fractie te meten van disopyramide en MND. Referentiewaarden voor de vrije fractie zijn echter niet bekend.
Redenen voor TDM van disopyramide zijn:
Afname disopyramide: enzyminductoren (zoals aminoglutethimide, barbituraten, carbamazepine, fenytoïne, rifabutine en rifampicine) kunnen de werking verminderen.
Toename disopyramide: azitromycine, itraconazol, ketoconazol, erythromycine, ritonavir en voriconazol remmen het metabolisme met als mogelijk gevolg ernstige hartritmestoornissen.
|
F (%) |
Cl (l/kg/uur) |
Vd (l/kg) |
t½, ß (uur) |
% eiwit3 |
Tmax (uur) |
Disopyramide (3) MND (3) Disopyramide (2,4,5,9) MND (4,5) Disopyramide (12) |
95 301 80 |
S(+) 1,2-25 R(-) 2-3 0,03-0,125
|
1,5 - 0,7
0.59 |
7-10 - 3-112 13 5-72 |
5-65 - 35-80 30-70 28-68 |
34 - 24 |
1 hoger bij nierinsufficientie en comedicatie met enzyminducerende middelen
2 langer bij nierfunctiestoornis en hartfalen
3 afh. van dosis en is verminderd bij hogere plasmaconcentratie
4 preparaat met vertraagde afgifte: 5,6 uur
5 er zijn grote verschillen gemeld in de literatuur over de klaring van disopyramide
|
Vd |
Kelm |
Kelr |
F
|
Ka |
Literatuur |
|
algemeen |
0,59 |
0,055 |
0,00075 |
0,83 |
1 |
3 |
Aan de totstandkoming van deze richtlijn heeft meegewerkt: M.G.G. Sturkenboom, ziekenhuisapotheker en Inge Berlo- van Laar, ziekenhuisapotheker. Onder auspiciën van de Commissie Analyse & Toxicologie van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers, juli 2009.